Leerkansen in/en de methode

Differentiëren, niet determineren

Marc van Zanten

Marc van Zanten werkt als curriculumexpert rekenen-wiskunde bij SLO.

Methodes zijn belangrijk voor het leerstofaanbod dat leerlingen krijgen. Alle reken-wiskundemethodes bieden leerstof aan op verschillende moeilijkheidsniveaus. Hoe je daarmee omgaat is bepalend voor de leerkansen van je leerlingen.

 

Methodes vormen voor veel leerkrachten een belangrijk gereedschap voor de realisatie van hun dagelijkse reken-wiskundelessen. De meeste leerkrachten volgen bijna alle inhoud die hun methode aanbiedt en tot op zekere hoogte ook de aanwijzingen uit de handleiding. Daar is niks mis mee – een goed gereedschap is het halve werk. Maar zoals bij elk gereedschap is ook bij de methode uiteindelijk de vakman of vakvrouw bepalend voor het resultaat. Jij bepaalt wat er terechtkomt van de mogelijkheden die de methode biedt!

 

Differentiëren met de methode

Methodes bieden houvast voor differentiatie. Het maakt veel uit hoe je daarmee omgaat. Alle reken-wiskundemethodes bieden leerinhoud aan op verschillende moeilijkheidsniveaus. Naast het standaardaanbod zijn er uitdagender opgaven voor leerlingen die meer aankunnen, en eenvoudiger opgaven voor leerlingen die bepaald standaardaanbod (nog) niet aankunnen. De verschillen in niveau zijn zichtbaar in de leerlingenmaterialen, bijvoorbeeld doordat opgaven of taken verschillende kleuren hebben of doordat er verschillende icoontjes bij staan. Ook komt het voor dat leerstof wordt aangeboden in aparte werkschriften voor verschillende leerlingen, bijvoorbeeld in een ‘basis’, een ‘maat’ en een ‘plus’ werkschrift.

In de afbeeldingen 1 tot en met 3 staan voorbeelden van zulke gedifferentieerde opgaven. Het zijn opgaven voor groep 4 om optellen te oefenen. Ze komen uit één en dezelfde les, maar zijn bedoeld voor verschillende leerlingen. Bij de eenvoudige variant (afbeelding 1)1 moeten steeds twee getallen aan een zijde van een driehoek worden opgeteld. De uitkomst komt in het hokje naast die zijde te staan.

Afbeelding 1. Optelopgave voor groep 4 op een eenvoudig niveau

Bij de standaardvariant (afbeelding 2)2 gaat het om dezelfde getallen, maar is steeds een van de op te tellen getallen weggelaten, en is in plaats daarvan de uitkomst gegeven.

Afbeelding 2. Optelopgave voor groep 4 op een standaardniveau.

En bij de plusvariant (afbeelding 3)3 is er een opgave waarbij de getallen wat groter zijn, en is er een puzzelachtige variant toegevoegd waarbij de leerling voor de meeste getallen zelf moet uitzoeken of het gaat om op te tellen getallen of de uitkomst van een optelling.

Afbeelding 3. Optelopgave voor groep 4 op een uitdagender niveau.

 

Toewerken naar verschillende niveaus?

Met de gedifferentieerde leerstof in methodes wordt voorbereid op verschillende eindniveaus in groep 8: het ‘streefniveau’ 1S of het onderliggende ‘fundamentele niveau’ 1F. Deze wettelijk voorgeschreven niveaus zijn vastgelegd in het Referentiekader voor rekenen (Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen, 2009). Het 1S-niveau is bedoeld voor de meerderheid van de leerlingen die na groep 8 doorstromen naar vmbo-t, havo of vwo. Dat betreft zo’n 65 procent van alle leerlingen. Het 1F-niveau is bedoeld voor de ongeveer 35 procent leerlingen die doorstromen naar vmbo-bb en vmbo-kb (Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen, 2008).

Het toewerken naar het behalen van een van die twee niveaus begint, afhankelijk van de methode, in groep 7, groep 6, of zelfs al in groep 5. Daarbij is het standaardaanbod uit de methodes bedoeld om leerlingen voor te bereiden op het 1S-niveau – die ‘S’ zou ook beter voor ‘standaard’ dan voor ‘streef’ kunnen staan. Het eenvoudiger aanbod in methodes werkt toe naar het behalen van het 1F-niveau. Hier kleeft een risico aan. Deze organisatie in methodes van aanbod op verschillende niveaus maakt het namelijk mogelijk dat leerlingen al jaren vóór het einde van de basisschool worden ingedeeld op een bepaald niveau, dus ruim voordat zij al hun potentieel hebben kunnen laten zien. En als leerlingen al zo vroeg op een vaste route naar een bepaald niveau worden gezet, ontneem je ze kansen om een hoger liggend niveau te bereiken. Dat geldt voor leerlingen die op een eenvoudig niveau worden ingedeeld en daardoor niet de mogelijkheid krijgen om op het standaardniveau te oefenen, maar ook voor potentieel sterke leerlingen die niet worden uitgedaagd met aanbod op een hoger niveau.

Dat risico speelt ook al in de lagere groepen. Het methodeaanbod van opgaven op drie moeilijkheidsniveaus – eenvoudig, standaard en uitdagender – start namelijk al eerder; in de meeste methodes al in groep 3 of groep 4.

Voor de invoering van het Referentiekader (in 2010) werd overwogen om ook referentieniveaus vast te stellen voor halverwege de basisschool of aan het eind van groep 2. Daar werd destijds uiteindelijk niet voor gekozen, omdat dit de kans zou vergroten dat leerlingen al op jonge leeftijd zouden worden voorgesorteerd naar niveau (Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen, 2008). Paradoxaal genoeg maakt de organisatie in methodes van opgaven op verschillende niveaus toewerkend naar 1F of 1S juist zo’n vroegtijdige determinatie mogelijk.

 

Geef alle leerlingen kansen om te groeien

Indeling in vaste niveaugroepen kan leiden tot predeterminatie van jonge kinderen. Het al vanaf jonge leeftijd laten werken aan taken die visueel herkenbaar zijn als van een laag niveau kan bovendien werken als een self-fulfilling prophecy. Maak daarom altijd flexibel gebruik van het methodeaanbod op verschillende niveaus. Een vaste indeling van leerlingen in niveaugroepen vermindert de kansen van leerlingen om hun potentieel te ontwikkelen. Een zo flexibel mogelijke indeling kan juist de leerkansen vergroten. Juist daar moet differentiatie op gericht zijn, en niet op het lager stellen van te bereiken niveaus. Geef in alle groepen alle leerlingen voortdurend de kans om te werken aan opgaven en taken op het standaardniveau of juist daarboven. Alle leerlingen verdienen die kans en alle leerlingen verdienen jouw hoge verwachtingen.

 

 

Noten

1 Bron: Alles Telt Q, groep 4, blok 1, les 2, maatwerkschrift

2 Bron: Alles Telt Q, groep 4, blok 1, les 2, basiswerkschrift

3 Bron: Alles Telt Q, groep 4, blok 1, les 2, pluswerkschrift

Literatuur

Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen. (2009). Referentiekader taal en rekenen. Enschede: Auteur.

 

Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen. (2008). Over de drempels met taal en rekenen. Enschede: Auteur.

 

Deel dit artikel